Verslag van de lezing door Fleur Leroy van VELT.be,
23 november Fruitteeltmuseum Kapelle.
Door Griet de Backer
Voor de lezing is een beroep gedaan op een doorgewinterde zadenliefhebber uit Vlaanderen. Wat mij meteen al opviel: niet alleen was de expert een Vlaamse; de aanwezige VELT’ers vormden een gemengd NL/BE-gezelschap. Best leuk voor mij als Bruggeling van geboorte.
Als haar persoonlijke motivatie om zaden te kweken noemde de spreekster nieuwsgierigheid en een zekere experimenteerdrang. Zelfdoen is ook goedkoop. En er zit een groene politieke gedachte achter: zonder de amateurs die zelf zaden kweken van minder algemene rassen zal de diversiteit beslist afnemen. Alleen al het behoud van de kennis en van een zadenbank is waardevol. Kritisch punt: in je eigen moestuintje heb je niet genoeg startvariatie, dus ga later ruilen met andere amateurs.
Fleur begon heel degelijk met de delen van een zaadje (nooit geweten dat je bij zaad ook spreekt over een embryo) en alle functies daarvan. Zij kondigde zelf aan dat het na de pauze leuker werd. Toch was het wel goed om termen als kruisbestuiving, F1hybride en windbestuivers op te frissen. Met dat “embryo” waar veel reservevoedsel omheen zit begrijp je meteen waarom zaaigrond slechts een armzalig mengsel hoeft te zijn. Je begrijpt dat bij kruisbestuiving door insecten de sierpompoenen van de buurman drie tuinen verder gaan meespelen. Dat een wilde variant peentjes spelbreker kan zijn… als je ten minste zo ver gaat om die zaden zelf te willen kweken: worteltjes bloeien wel erg laat, als tweejarige soort.
Na de pauze werd het dus praktischer. Beginnende zaadkwekers starten best met een paar planten van een kruisbestuiver; let op goede ondersteuning voor de stengel. Bij de zaadoogst: vooral niet een vergeten, miezerige nabloeier uitkiezen maar ook niet de vroegste doorschieter. Ook niet de plant met superoogst als die plant niet smaakte of neiging tot schimmelen of omvallen kreeg. Waar nodig op de mooiste bloeidag zélf bestuiven en dichtplakken. Meer details geef ik niet, maar het werd echt leuker na de pauze. Ik verklap ook niet precies hoe je je vroege broccoli en late bloemkool uiteen houdt. De tomaat, een zelfbestuiver, kun je als beginner ook proberen, maar die zaadjes moet je dan weer uit de klodders vissen en te drogen leggen op een papiertje, op een zeef, op een schaaltje.
Om zaden goed te bewaren hou je ze droog, koel en uit het licht. Opvallend: met name bonen gaan meteen na de oogst een paar dagen in de diepvries: dat is niet té koud, niet vochtig en doodt wel de eventuele wurmpjes. Zaden moeten tijdens het drogen wel kunnen ademen; je stopt ze dus in papier of textiel. Ik probeer maar niet om verder de les na te vertellen. Ik heb nog veel te leren. Dat ga ik doen door lekker te experimenteren, zoals Fleur Leroy zelf ook doet.